Tja, zo schrijf je in december dat dochterlief al haar plezier kwijt is. En ze haar voetbalschoenen voorgoed aan de wilgen wil hangen. En zo sta je in januari ineens weer het tenue te wassen.
Want ja, het plezier was weg. Totaal. Helemaal. Weg. En dus was het besluit zo goed als gemaakt. Na elf jaar was het mooi geweest. Ze had dromen gehad en offers gebracht. Genoten van alles wat op haar pad kwam (en dat was best veel). En een mooi laatste seizoen gedraaid. Het was tijd voor wat nieuws. Of niet?
Want gedurende de winterstop merkte ik toch een kleine aarzeling. In begin had ik het misschien niet eens door. Maar toen ik er op ging letten, zag ik het. Heel langzaam kwamen er kleine barstjes in haar vastberaden houding. En bleek het ‘niet meer voetballen’ ineens een stuk minder leuk te zijn, dan het gebrek aan plezier toen ze nog wél speelde.
En dus sloeg ook bij mij de twijfel toe. Wilde ze dit echt? Een groot deel van haar identiteit was (en is) verbonden met het spelletje. Nooit meer de adrenaline na het scoren van een doelpunt? Of de vreugde na een zwaarbevochten winst? Geen spanning meer voorafgaand aan een wedstrijd? Nooit meer die saamhorigheid met haar team, of de lol in de kleedkamer? Zelfs geen teleurstelling of frustratie meer bij het missen van een kans, het verliezen van een belangrijke wedstrijd of een dubieuze beslissing van de scheids?
Gelukkig stond er na de winterstop nog een gesprek met de trainster gepland. En eerlijk is eerlijk, er was weinig overtuigingskracht nodig. Het gemis woog gewoonweg te zwaar. En dus stond ze die zelfde avond alweer met haar team in de sportschool. Heerlijk vond ze het. En nu kijkt ze uit naar morgen. Want dan staat de eerste wedstrijd na de winterstop op het programma. Of eigenlijk de tweede, maar de vorige werd afgelast vanwege de sneeuw. Hoe het ook zij, ik kan mijn taxibordje weer tevoorschijn halen. Dochterlief is terug van eigenlijk nooit weggeweest.